Tot voor kort heb ik in de kinder- en jeugdpsychiatrie gewerkt als hulpverlener. Negen jaar vol boeiende mensen en ervaringen. Niet alleen in contact met de mensen die kwamen voor hulp. Zoals dat hoort waren er ook veel organisatorische besprekingen. Daarin ging het minimaal drie keer per jaar over de wachtkamer. ´De wachtkamer? Hoezo dat?´ hoor ik je vragen. Terecht. Op het eerste gezicht lijkt deze ruimte misschien een detail in het proces van hulp. Maar de ervaring leert anders. Ga in gedachten maar eens terug naar wachtkamers die je in de loop van je leven hebt bezocht. De dokter, de tandarts en dus ook de psycholoog. Daar ontstaat de eerste indruk. Voel t het gemakkelijk, warm of juist afstandelijk? Is het vol of rustig, vies of schoon? Kun je wat lekkers drinken, een boekje lezen en hangt er wat aan de muur? Plof je er lekker neer of voelt het na een minuut al alsof je billen van hout zijn? Als collega´s vonden we het belangrijk dat mensen zich er prettig voelden. We wilden nieuwe vloerbedekking, koffie uit stenen mokken en een sfeer die zei ´welkom´. Ik weet zeker dat veel ´wachters´ er ook zo hun ideeën over hadden. Al was het maar, omdat er zoveel kon gebeuren in die ruimte.
Zo herinner ik me een groep jongeren die ik in therapie had. Het begin van de sessie had vaak al in de wachtkamer plaatsgevonden. Daar zaten ze uitgebreid met elkaar te kletsen en lol te maken. Soms zelfs zo hard dat werd gevraagd of het wat zachter kon. Tijdens ´het beginrondje´ was het echter stil. ´Ja, we hebben alles toch al besproken´, riepen ze dan. ´Kom er dan gewoon bijzitten in de wachtkamer!´ We hebben zelfs overwogen inderdaad maar daar te starten in de, kennelijk ongedwongen sfeer, van die ruimte. Maar ook de mensen die voor het eerst kwamen, staan nog op mijn netvlies. Zoekend. Moeten we hier zijn? Hoe werkt dat koffieapparaat? Ik zag het ze bijna denken. Er hebben zelfs eens mensen gezeten die dachten dat hun eerste afspraak eerder was (waardoor ze dus veel te vroeg waren), dit niet durfden te vragen en geen koffie durfden te pakken. Wat een opluchting toen ik er eindelijk aankwam om ze op te halen én ze koffie aan te bieden!
Zo kon ik als hulpverlener dus ook een boel eerste indrukken opdoen. De laatste wachtkamerherinnering gaat daar eveneens over. Ik was bezig met een intelligentieonderzoek bij een jongetje. In de pauze wilde hij chocolademelk. Hij deed er expres twee bekertjes om, vanwege de warmte. Helaas ging er toch wat over de rand. Hij schrok zo dat hij het hele boeltje liet vallen. Werkelijk overal zat chocolademelk. Op de stoelen, de muur en de vloerbedekking. Zijn vader reageerde alleen op zijn gebrul; ik heb later mijn best gedaan met een doekje. De wens voor nieuwe vloerbedekking was weer een stukje dichterbij.
Kortom; de wachtkamer, daar gebeurt het! Zowel voor hulpzoekende als hulpverlener!