Het heftigste wat ik meemaakte tijdens mijn studententijd was het feit dat ik op kamers ging. Daar heb ik het destijds op school nooit over gehad met docenten. Waarom zou ik ook? Mijn studie verliep prima en er was bovendien niemand die ernaar vroeg. Nu ben ik zelf docent, bij een opleiding waar het heel anders gaat.
Afgelopen weken heb ik bijna alle studenten die ik begeleid tijdens een deel van hun studie individueel gesproken. Bij minimaal de helft van deze gesprekken moest ik af en toe even slikken. Was het heftigste om mee te maken bij jou ook maar ´op kamers gaan´, dacht ik dan. Bij de eerste student die ik spreek bijvoorbeeld. Haar vader is ernstig ziek. Waarschijnlijk heeft hij niet lang meer te leven. De tranen staan in haar ogen als ze het vertelt. Of bij een andere student. Zijn moeder is kort geleden overleden. De impact is nog steeds groot. ´Ik mis haar best vaak,´ zegt hij, terwijl ik ook bij hem een lichte waas in zijn ogen bespeur. Huilen bij je docent doe je natuurlijk liever niet. Hoeft ook niet. Ik vind het al bijzonder dat ze het delen. En er is meer. Ik praat met studenten die flink gepest zijn op de basis- of middelbare school, met studenten van wie de ouders zijn gescheiden of gaan scheiden en met studenten die zelf ziek zijn (geweest). Ik zie ze zitten. Ik laat me raken door de narigheid die er is in deze wereld en die de een meer treft dan de ander. Want uiteraard zijn er ook verhalen zonder heftige gebeurtenissen. Daar hebben we het over bijbaantjes, hobby´s, vakantie en het halen van een rijbewijs. Wat het verhaal ook is, aan iedereen vraag ik aan het eind van het gesprek hoe ik hun persoonlijke studieloopbaan het beste kan begeleiden.
Bijzonder genoeg is de strekking vrijwel bij iedereen hetzelfde: ´Ik zou het fijn vinden als je me ziet, als ik bij je terecht kan met mijn verhaal en als ik meer ben dan alleen mijn studentnummer.´ Weer moet ik even slikken. Het ontroert me. In deze hectische, individualistische en drukke tijden schiet ´elkaar zien´ er misschien wel te vaak bij in. Dus ik weet wat me te doen staat. Ik doe het graag. Al blijf ik een docent, ze mogen altijd bij me komen. Of ik vraag ernaar. Ook als ze op kamers gaan en hun studie verder prima loopt.